Auteur: Semper Floreat Pagina 1 van 5

Wegcijferen

Vanaf het moment dat je geboren wordt, begint het al: je krijgt een nummer, je BSN. Op de basisschool ben je, vaak afhankelijk van je voorletter, leerling “zoveel” uit groep 7, op het Erasmiaans leerling 186 met startjaar 2017. Nummer 2017186 dus. Wanneer je gaat studeren krijg je een studentnummer, een reeks van zeven à acht cijfers die nog belangrijker is dan je achternaam: op een tentamen noteer je eerst je nummer, dan pas hoe je heet. Nu zijn dit slechts onschuldige voorbeeldjes. Duik je iets dieper de geschiedenis in, zie je dit fenomeen op veel gruwelijkere wijzen terugkeren. Denk bijvoorbeeld aan het brandmerken van tot slaaf gemaakten met de voorletters van hun eigenaar, of het tatoeëren van een cijferreeks bij gevangenen in concentratiekampen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hoewel het in de context van bijvoorbeeld een school of universiteit heel handig kan zijn om cijfer- en letterreeksen te gebruiken in plaats van ieders naam, moeten we oppassen dat dit in het dagelijks leven niet de standaard wordt. Door mensen te zien als nummer, reduceer je individuen tot een anonieme statistiek.

Afgelopen zomer ben ik begonnen aan een bachelor aan de TU Delft. Na het terugkrijgen van een cijfer, ontploffen de groepsapps al snel over de statistieken, een grafiekje van de cijferdistributie dat door de professor wordt gedeeld. Wat was het gemiddelde? Beter of slechter dan vorig jaar? Hoeveel mensen hadden een 8? Hoe heb ik gescoord ten opzichte van de rest? Vergelijkbaar met hoe dit er op het Erasmiaans aan toe ging wanneer iedereen direct de resultaten besprak, verandert je gevoel over het behaalde resultaat al snel. Die 6,8 waar je eerst zo blij mee was, wordt al snel een magere voldoende, je realiserend dat zestig procent van je medestudenten tussen de zeven en de acht heeft gescoord. Dit is een simpel voorbeeld van een manier waarop we onszelf heel onbewust reduceren tot een cijfer. Je haalt een zes, voelt je ondergemiddeld, zonder stil te staan bij allerlei factoren die tot deze cijfers hebben geleid. Jij was een weekend ziek, en hebt de verjaardag van je oma gevierd (en het erg laat gemaakt). Bovendien is wiskunde nooit je sterkste vak geweest, maar heb je toch die zes mooi binnengesleept. Anderzijds heeft die meid met een zeven er juist keihard voor geblokt en was ze teleurgesteld om “slechts” een zeven te halen. Hoewel dit heel basaal klinkt (wat boeien die cijfers over een paar jaar nog?) is dit in de kern waar “het wegcijferen” van mensen om draait. We vergeten allemaal dat het gaat om echte personen met een eigen leven naast hun opleiding, in plaats van een grafiekje dat we via de mail binnenkrijgen. Dat student 6247597 een onvoldoende heeft gehaald, omdat zijn kat de dag voor het tentamen is overleden, is echter in geen enkele tabel of grafiek weergegeven.

Dit principe zie je op veel grotere schaal ook in de politiek voorkomen. Wanneer het huidige kabinet-Schoof het heeft over de zogeheten asielcrisis, horen we slechts termen als “asielplaag” en “vluchtelingenstromen”, die direct een negatief beeld en vooroordelen teweeg brengen. Er wordt gesproken over miljoenen mensen die Europa overspoelen, cijfers die vaak compleet uit context worden getrokken. Ditzelfde zien we wanneer er gesproken wordt over het Israël-Palestina conflict. Bizarre gegevens als “negentig procent inwoners van Gaza ontheemd” of berichtgeving over het aantal slachtoffers aan beide kanten, zijn slechts betekenisloze cijfers geworden. We zien nauwelijks meer dan een objectief getal. Een statistiek die niets meer is dan een woord in zwarte letters op een wit scherm. Een term die niet in staat is de emoties, herinneringen, verhalen en pijn van deze talloze mensen te vangen. Komt dat even goed uit voor veel politici die een eenzijdig beeld proberen te schetsen. Een ander voorbeeld is de langstudeerboete die het kabinet graag zou willen invoeren. Er wordt gerekend op zo’n 95.000 langstudeerboetes per jaar (285 miljoen euro voor de staatskas). Lees: 95.000 studenten met of zonder studieschulden, burn-outklachten, prestatiedruk en sociale levens. Lekker makkelijk!

Hoewel ik niet zeg dat dingen als leerlingnummers en BSN’s (gezien hun practische aard) compleet afgeschaft moeten worden, lijkt het me zinnig om soms verder te kijken dan die cijferreeks. Wat mij van het Erasmiaans goed bijstaat is juist de persoonlijke aandacht die er voor iedereen is. Het feit dat je in de eerste klas door mevrouw Bovenberg wordt aangesproken met je voornaam, alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat ze al weet wie je bent, voor je ooit gesproken te hebben. Het telefoontje en de beterschapswens van de administratie wanneer je tien minuten te laat bent voor je eerste les en ziek thuis blijkt te zijn. De tientallen docenten die altijd open staan voor een goed gesprek en oprechte interesse hebben in hoe het met je gaat. Ik denk dat ons welbekende motto, Ex Pluribus Unum, op een grotere schaal toegepast zou moeten worden. Laten we ieders individuele talenten, emoties en verhalen niet zomaar verhullen door er een cijfer op te plakken. Samen staan we een stuk sterker, juist wanneer je van ieders unieke vaardigheden gebruik weet te maken. Van een beetje empathie en interesse is de wereld immers nooit slechter geworden.

Door Rosalie Boddé, eindexamenjaar 2023

Bijspijkeren met… Jankees Ouwerkerk

Deze keer in Bijspijkeren: Jankees Ouwerkerk over de wondere wereld van waterstof. Jankees was 25 jaar conrector op het Erasmiaans Gymnasium en geeft tegenwoordig biologie, ANW en Italiaans. Met Bijspijkeren houdt Semper Floreat oud-leerlingen bij de les!

Bezoek het Rotterdams Natuurkundig Genootschap

In 2005 kreeg het Erasmiaans er een nieuwe kostganger bij. Het bestuur van de school kwam met het Rotterdams Natuurkundig Genootschap overeen om het jaarlijkse programma van lezingen over onderwerpen uit de exacte wetenschappen op het Erasmiaans te organiseren. De lezingen werden daarmee open gesteld voor leerlingen en leraren en ook geïnteresseerde ouders. In ruil daarvoor was het gebruik van de Leopoldzaal voor het RNG ‘om niet’. Alleen voor de koffie betalen we.

Het RNG heeft best een achtenswaardige leeftijd. Jong in vergelijking met het Erasmiaans, maar toch inmiddels al 155 jaar. Bij gelegenheid van het 150-jarige bestaan is een van de bestuursleden in het archief gedoken, dat al jaren is ondergebracht in het Rotterdamse Archief. Veilig en vrij van zilvervisjes. Het onderzoek in het archief heeft portretjes opgeleverd van de oprichters en die geplaatst in de context van de periode. Dat is alles is samengevat in een boekje, dat voor geïnteresseerden nog steeds beschikbaar is.

Kort samengevat bleek het RNG in 1869 opgericht te zijn door een aantal notabele ondernemers, dat aansluiting bij de wetenschappelijke ontwikkelingen noodzakelijk achtte.  Niet alleen om de economische boot niet te missen, maar ook om het geestelijk niveau van in het bijzonder de jonge Rotterdamse garde te verhogen. Daarbij was, en is, de belangstelling niet alleen gericht op de fysica, maar op de exacte wetenschap in den breedte. De inspirerende ontwikkelingen in die tijd, liepen dan ook uiteen van de eerste onderzeese telegraafkabel tussen Europa en Amerika en de ontdekkingen van Darwin.

Ook nu dus bestaat het jaarlijkse programma van het RNG uit onderwerpen uit de biologie, de geologie, de wiskunde, de astrologie. Ook voor de techniek – Delft is niet ver – wordt plaats ingeruimd. Maar de kern is wel de fysica, met enige regelmaat zelfs de theoretische fysica. De abstractie van de theoretische fysica is door sprekers als Robert Dijkgraaf – zelf Erasmiaan – , Gerard ‘t Hooft en Erik Verlinde in het licht gezet, met liefde en geduld, voor een razend geïnteresseerd maar soms verloren publiek van RNG-leden en vaak ook Erasmianen.

Het programma van het RNG loopt van september tot en met april, steeds op de 3e dinsdag van de maand. Een enkele keer wordt ook in april nog een lezing georganiseerd. In  mei of juni wordt in de omgeving van Rotterdam een excursie georganiseerd. Daar biedt ook de industrie mogelijkheden voor.

Lid worden kan altijd, maar ook is het mogelijk om eerst kennis te maken. Met een mailtje naar de secretaris (secretaris@rotterdamsnatuurkundiggenootschap.nl) kunt u zich tot het eind van het seizoen op de verzendlijst voor de uitnodigingen laten plaatsen.

Charles Tangerman
Voorzitter RNG

Niek van der Blom: een verzetsman voor de klas

Door: Pieter Hoogenraad

Wat wisten wij, leerlingen van het Erasmiaans Gymnasium in de jaren zestig, van de oorlogsjaren van onze docenten? De Duitse bezetting hadden zij allen meegemaakt. Hoe waren ze die tijd doorgekomen? Waren ze ‘goed’ geweest of ‘fout’ of hadden ze zich gewoon gedeisd gehouden? En nog indringender, hoe had Boas de Holocaust overleefd? Het waren vragen die wij niet stelden en onze docenten spraken er niet over. Wij wisten het niet. Groot was dan ook mijn verbazing toen ik enige tijd geleden in het boek Bob de Geus 1923-1999, De Oorlogsjaren van een jonge Hilversumse verzetsstrijder van Leo Pauw de naam tegenkwam van Niek van der Blom. Onze rustige, bedachtzame leraar oude talen bleek een belangrijke rol te hebben gespeeld in het verzet. Iets waarover hij nooit had gesproken. Na die ontdekking wilde ik meer weten over het verzetsverleden van ‘onze mijnheer Van der Blom’. Hieronder het resultaat van mijn speurtocht met speciale dank aan de hulp die ik daarbij kreeg van zijn kleindochters Henriëtte (Oxford) en Ida (Kopenhagen).

Het moet in maart of april 1943 zijn geweest dat Niek van der Blom werd aangesproken door Henk de Jonge. Niek was ongetwijfeld verbaasd hem na zoveel tijd weer in Amsterdam te treffen. Hij kende hem van de Vrije Universiteit. Henk was daar na zijn diensttijd gaan studeren maar was er sinds juli 1942 niet meer gezien. Er werd gefluisterd dat hij in Londen zat. Dat vermoeden klopte, De Jonge was een van de Engelandvaarders. Hij had zich na aankomst in het Verenigd Koninkrijk bij het Nederlandse Bureau Inlichtingen (BI) gemeld. Daar was hij getraind om terug te gaan naar Nederland om in het bezette vaderland inlichtingen te verzamelen van militaire en economische aard over de Duitse aanwezigheid. De Jonge kreeg de codenaam Albrecht. De nieuwbakken geheimagent landde op 11 maart 1943 aan een parachute bij het Drentse Hooghalen. Spoedig na zijn aankomst begon hij met het zoeken naar medewerkers. Albrecht zocht die in eerste instantie bij oude vrienden en bekenden die in militaire dienst waren geweest en die hij had ontmoet aan de VU. Zo benaderde hij ook Niek van der Blom, die klassieke taal- en letterkunde studeerde aan deze reformatorische universiteit.

Nicolaas van der Blom werd op 7 april 1917 in Gorinchem geboren. In 1929 ging hij naar het gymnasium in Dordrecht waar hij een klasgenoot was van zijn latere collega Arie Baan. Twee jaar later verhuisden zijn ouders naar Rotterdam waar Niek zijn schooltijd vervolgde aan het christelijke Marnix Gymnasium. Daar behaalde hij in 1935 het diploma gymnasium alpha. Niek groeide op in een gereformeerd gezin. Ook hij voelde zich aangetrokken tot de leer van Calvijn. Het was dan ook vanzelfsprekend dat hij ervoor koos zijn studie oude talen aan de Vrije Universiteit te volgen. Daar liep hij college en deed er examen met een onderbreking van 1939 tot 1940 in verband met zijn militaire diensttijd. In 1943 kwam er echter een abrupt einde aan zijn studietijd. In maart van dat jaar verplichtten de Duitsers de universiteiten hun studenten een loyaliteitsverklaring te laten tekenen. Daarin moesten zij plechtig beloven zich te zullen onthouden van iedere tegen de Duitse of Nederlandse overheid gerichte handeling. Vele studenten aan de VU weigerden de verklaring te tekenen. Zij moesten zich melden bij de Sicherheitspolizei. Van degenen die daaraan gevolg gaven, werden er vijftig in het kader van de Arbeitseinsatz naar Duitsland gestuurd. De maatregel was aanleiding voor het bestuur van de Vrije Universiteit hun alma mater met ingang van 12 april 1943 te sluiten.

De troebelen aan de universiteit vonden plaats in een periode dat Niek wel wat anders aan zijn hoofd had. Het waren zijn wittebroodsweken. Een paar jaar eerder had hij Erna leren kennen. Ernestina Henriëtta Corbeth, zoals zij voluit heette, woonde in Rotterdam bij haar ouders. Zij had daar een baan als boekhouder en verdiende wat bij als pianolerares. In de weekenden kwam Niek naar Rotterdam waar ze elkaar op zaterdagavond ontmoetten. Op zondag bezochten ze met haar ouders de gereformeerde eredienst. Het klikte tussen hen beiden en Niek en Erna trouwden in februari 1943 in het gebombardeerde Rotterdam. Zijn moeder en zus Francien – aldus het verhaal dat gaat in de familie – waren twee dagen te voet onderweg om vanuit Amsterdam, waar zij woonden, via Gouda bij de trouwpartij te komen.

Lang kreeg Niek niet de tijd om van zijn bruidsdagen te genieten. Al spoedig na zijn trouwen benaderde Albrecht hem om zich aan te sluiten bij de spionagegroep die hij bezig was te formeren. Het verzetswerk zal Niek niet onbekend zijn geweest. Verzet tegen een goddeloze overheid paste binnen de leer van Calvijn, die daar onder strikte voorwaarden zelfs toe opriep. Studenten en medewerkers aan de VU waren actief in de illegale pers. Vrij Nederland was oorspronkelijk een initiatief uit reformatorische kring. En in 1942 richtte een groep orthodox protestantse verzetsmensen na een conflict binnen de redactie van die krant het nieuwe blad Trouw op. Onder de studenten circuleerde het landelijke verzetsblad De Geus.

Het beroep dat Albrecht deed op Niek was niet tevergeefs. In mei bestond de Groep Albrecht, zoals deze al spoedig werd genoemd, uit circa twintig mensen waartoe ook Niek behoorde. Hij kreeg aanvankelijk de schuilnaam H0G7 die later werd veranderd in het gemakkelijker te hanteren Frank. Albrecht selecteerde streng bij de samenstelling van zijn groep. Hij wierf zeker in de begintijd vooral jonge hoogopgeleide mannen, aanvankelijk van de VU maar daarna ook van andere universiteiten en hogescholen. De leden moesten zowel fysiek als mentaal aan hoge eisen voldoen. De Albrechtleden leerden bij hun opleiding scherp te observeren. Ze maakten zich de organisatie eigen van het Duitse leger, de marine en de luchtmacht. Aan de hand van uniformen en uitmonstering moesten ze kunnen vaststellen tot welke eenheid een militair behoorde. En natuurlijk was het herkennen van de Duitse bewapening belangrijk. Onder leiding van Albrecht ontwikkelde de groep zich voorspoedig. De pas geworven spionnen begonnen vanuit het niets, maar al in september waren ze in grote lijnen bekend met de militaire situatie in het land. Het kustgebied van Holland en Rozenburg hadden ze gedetailleerd in kaart gebracht. Het jaar daarop slaagde de groep erin steeds meer inzicht te krijgen in de Duitse troepenstructuur, het transport en de kustverdediging. En in het laatste oorlogsjaar waren de verschillende onderdelen van de groep in staat hun informatie over het Duitse leger rechtstreeks aan de geallieerde onderdelen door te geven. De Groep Albrecht bestond toen inclusief vaste contacten en koeriers uit ca. 800 medewerkers. Na de bevrijding werd de groep opgeheven. De medewerkers hadden toen in totaal 2065 rapporten uitgebracht en 250 schetsen. De Groep Albrecht wordt alom genoemd als de succesvolste organisatie in ons land op het gebied van het verzamelen van militaire inlichtingen tijdens de bezetting.

In juli 1943 had Albrecht op acht plaatsen in Nederland verkenners gestationeerd. Zij behoorden tot het tweede echelon onder de top, die bestond uit Albrecht en drie van zijn getrouwen. Frank was een van die acht en kreeg als regio het Gooi aangewezen. Het Gooi bekleedde een bijzondere positie binnen de Duitse krijgsmacht. In 1943 had namelijk General der Flieger Friedrich Christiansen, Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden, zich met zijn staf in Hilversum gevestigd. Christiansen, de hoogste Duitse militair in ons land, resideerde lange tijd in het beroemde raadhuis van architect Dudok. Maar in de loop der tijd streken de generaal en zijn staf neer in de chique villawijk de Trompenberg. Op geregelde tijden reed Frank op zijn fiets door dit gebied om daar de Duitse eenheden in kaart te brengen. Al spoedig merkte hij echter dat het werk hem boven het hoofd groeide. Hij wendde zich daarom tot het hoofd van het Hilversumse verzet met het verzoek om ondersteuning. Deze wees hem twee energieke jonge Hilversummers toe die zich al eerder in het plaatselijke verzetswerk hadden bewezen: Bob de Geus en Eli Millenaar. Frank sleepte Bob en Eli dagelijks mee op de fiets door het Gooi en liet hen dan schetsen maken van situaties en insignes die zij opmerkten. Hij was begonnen een kaart van Hilversum te tekenen en had daar al een gedeelte van klaar. Bob en Eli kregen als taak telkens een deel van de stad te verkennen en dat op deze kaart aan te vullen. Met de bevlogenheid waarmee hij later als docent zijn leerlingen de stamtijden zou bijbrengen, leerde Frank zijn Hilversumse pupillen de Duitse troepen aan hun uitmonstering te herkennen. ‘Een hele klus,’ zou Bob de Geus later erkennen. Hij kreeg de codenaam Arend en ontpopte zich al spoedig als een toegewijde spion. Na het vertrek van Frank uit het Gooi werd Arend zelfstandig verantwoordelijk voor deze regio. Hij bleef tot het einde van de oorlog actief in het Gooi. De Hilversumse spion zou het ver brengen. Hij werd na de oorlog beroepsmilitair en eindigde zijn indrukwekkende loopbaan als Inspecteur Generaal van de Krijgsmacht met als standplaats De Zwaluwenberg in Hilversum.

Uit veiligheidsoverwegingen maakte Niek gebruik van een vals persoonsbewijs. Maar blijkbaar was dat van onvoldoende kwaliteit want bij een controle in april 1944 werd geconstateerd dat het om een falsificatie ging. Het feit dat hij illegale bladen bij zich had maakte het er voor hem niet beter op. Niek werd gearresteerd en zat van 17 april tot 22 mei vast in het Oranjehotel in Scheveningen. Vandaar werd hij overgebracht naar Kamp Amersfoort. Het zag er somber voor hem uit. Maar door een administratieve fout van de Duitsers kwam hij ‘wonderlijk-gelukkig’, zoals hij het later zelf zou noemen, nauwelijks een maand later weer vrij. Om te voorkomen dat hij opnieuw zou worden opgepakt, dook Niek onder bij de moeder van Erna in Rotterdam. De Duitsers, die inmiddels in de gaten hadden dat er iets verkeerd was gegaan, zochten hem bij zijn ouders in Amsterdam. Binnen de familie gaat het verhaal dat zijn vader bij de komst van de Sicherheitspolizei als afleidingsmanoeuvre een stuk karton pakte en daarop schreef dat zijn zoon zich moest melden. Dat bord zette hij pontificaal op de schoorsteen. De Duitsers dachten dat hij gek was en dropen onverrichter zake af. Niek bleef tot de bevrijding ondergedoken. Zijn onderduik was niet zonder tragiek. Midden in de Hongerwinter werd Louis, Nieks eerste zoontje, geboren. Het kind had een stuitligging en bij de bevalling traden er complicaties op. De kleine Louis had een zwakke gezondheid en kwam er nooit meer bovenop. Hij zou zes weken oud in januari 1945 overlijden. Niek en Erna brachten hem op een platte kar in een klein kistje naar het familiegraf.

Ondanks de zorg om zijn zoontje bleef Frank actief in de Groep Albrecht. Zijn superieuren constateerden dat het echte verkenningswerk hem niet zo lag. Hij behoorde niet tot de mannen die zich in het Sperrgebiet waagden om daar de vijandelijke eenheden in kaart te brengen. Of die zogenaamd per ongeluk een Duits officiershotel binnenliepen om een indruk te krijgen van de hogere echelons die daar verbleven. Het administratieve werk, het opstellen van de rapporten die naar Londen of de geallieerden werden verzonden, lag hem beter.

In januari 1945 werd Frank overgeplaatst van het Gooi naar de noordelijke sector van de Achterhoek. Hij werd daar sectorleider en ondersteunde ‘Gerrit’. De Duitsers waren erop voorbereid dat de geallieerden daar na de winter een aanval zouden doen. Ze hadden dan ook op strategische plekken versterkingen opgericht en hielden een sterke troepenmacht paraat. Het was daarom van belang in die regio een ervaren bezetting van de Groep Albrecht op de been te hebben. Hun taak was het de Canadese en Britse troepen van informatie over de Duitse troepen en hun stellingen te voorzien. Mede dankzij een geheime telefoonverbinding met het gebied achter de geallieerde linies waren Frank en zijn mannen daarin zeer succesvol.

Met de Duitse capitulatie in mei 1945 kwam er een einde aan de activiteiten van de Groep Albrecht en aan die van Frank. Frank werd weer Niek van der Blom en studeerde in 1946 af in de klassieke taal- en letterkunde aan de Vrije Universiteit. Al voor zijn afstuderen werd hij in december 1945 leraar oude talen aan het Amsterdamsch Lyceum. In januari 1951 verruilde hij de hoofdstad voor Rotterdam om les te geven aan zijn oude school, het Marnix Gymnasium. Aan die school bleef hij nog tot 1962 voor enige lessen verbonden. In oktober 1951 kreeg de jonge classicus een aanstelling aan het Erasmiaans Gymnasium waar hij tot zijn pensioen op 1 augustus 1982 bleef werken als een gewaardeerd leraar oude talen, schoolbibliothecaris en schoolhistoricus. Velen kenden hem ook als vooraanstaand Erasmuskenner, die vele publicaties over de naamgever van zijn gymnasium het licht liet zien.

Nooit vertelde ‘mijnheer Van der Blom’ in de klas over zijn verzetsverleden. De school moest het doen met een enkele zin in zijn curriculum vitae dat hij enige maanden voor zijn pensioen in 1982 opstelde. Daarin maakte hij melding van zijn lidmaatschap van de Groep Albrecht en zijn internering in het Oranjehotel en Kamp Amersfoort. Thuis was het zijn kinderen lange tijd verboden over de oorlog te spreken. Pas toen de televisie in de jaren zestig van de vorige eeuw de serie De Bezetting van dr. L. de Jong uitzond, werd hij daarin wat soepeler maar dan nog met mate. Het duurde tot zijn pensionering, totdat hij bereid was zijn naaste familie over zijn ervaringen tijdens de Duitse bezetting te vertellen. Echter pas nadat die daar nadrukkelijk naar had gevraagd. ‘Vooral zijn arrestatie en de ondervraging in Scheveningen waren traumatische ervaringen geweest,’ herinneren zijn zoon Niek en zijn kleindochters Henriëtte en Ida zich. ‘Hij wilde het verleden achter zich laten. Maar hij vergat het nooit.’

Bronnen:
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), dossiers 190a. 249-0284 en 249-A0284 Groep Albrecht.
Correspondentie met familieleden van Niek van der Blom: Nicolaas van der Blom jr. (zoon), Henriëtte en Ida van der Blom (kleindochters) en Nelleke Okkerse (nicht).

Literatuur:
Abrahamse, Karin en Bram van de Schuyt, ‘Spionage in Hilversum, De Groep Albrecht 1943-1945’ in Eigen Perk 1999/2, Hilversum 1992.
Blom, N. van der, J. Smit en J. Spoelder, Florislegium, bloemlezing uit de Erasmiaanse, Rotterdamse en andere opstellen van drs. N. van der Blom, hem aangeboden bij zijn afscheid van het Erasmiaans Gymnasium, Rotterdam 1982.
Koedijk, P., J. Linssen en D. Engelen (red.), Verspieders voor het vaderland, Den Haag 1996.
Pauw, Leo, Bob de Geus (1923-1999). De oorlogsjaren van een jonge Hilversumse verzetsstrijder, concept 2022.
Rutgers, V. H. e.a., De Vrije Universiteit in oorlogstijd, Wageningen 1946.
Verzetsgroep Albrecht, Albrecht meldt zich, Wageningen 1946.
Werkgroep Herdenking mei ’40-45 en Werkgroep Beschrijving Hilversums Verzet, Hilversum onderdrukking en verzet 1940-1945, Hilversum 1985.

Illustraties:
1. Persoonsbewijs van Niek van der Blom, 1943.
2. Organisatieschema van de Groep Albrecht in augustus 1944. Frank, de codenaam van Niek van der Blom, is daarin verantwoordelijk voor het Gooi.
3. Spionagekaart van Hilversum die door de Groep Albrecht werd vervaardigd. Niek van der Blom begon daarmee en liet de kaart vervolgens afmaken door twee van zijn pupillen.
4. Niek van der Blom met zijn zuster Francien op een verhuiswagen in Amsterdam. Niek zit met zijn rug naar ons toe in een leren jas.

Erasmus in de Laurenskerk

Maandagavond 28 oktober vindt een theatervoorstelling over ‘Erasmus Roterodamus’ plaats in de Rotterdamse Laurenskerk. Semper Floreat is erop geattendeerd dat de laatste tickets de deur uitgaan: als Erasmiaan kan jij dit niet missen!

Erasmus (1467-1536) is één van de beroemdste Nederlanders ooit: schrijver, theoloog, humanist, pedagoog, kerkhervormer, onderzoeker, dwarsdenker, maatschappij-criticus, ‘influencer’. Toen en nu, nog steeds een inspiratie!

Die inspiratie krijg je ook in de theatervoorstellingen in de grote middeleeuwse kerken in de zes plaatsen, waar Erasmus zijn jeugd en jonge jaren doorbracht. Daarna reisde hij door Europa. ‘De wereld is mijn vaderland’ zei hij, maar hij noemde zich toch ‘Erasmus Roterodamus’, naar zijn geboortestad.

Deze voorstelling wordt georganiseerd door de stichting Avvincente. Aanvang theatervoorstelling Laurenskerk: 20:00 uur. Toegang: €20,-. Klik hier voor tickets of meer informatie.

Venisti, vidisti, vicisti et redibis

Reünie van het 1994 eindexamenjaar op het Erasmiaans Gymnasium

Op 15 juni 2024 vond de langverwachte reünie plaats voor iedereen die in 1994 eindexamen deed op het Erasmiaans Gymnasium. Deze reünie was niet alleen voor degenen die daadwerkelijk in 1994 hun diploma haalden, maar ook voor degenen die van plan waren toen examen te doen, een jaartje (of twee) later eindexamen deden of hun schoolcarrière elders vervolgden. De locatie was perfect: Golfclub Kralingen in Rotterdam, geheel versierd in het thema van de reünie: 1994-2024, 30 jaar!

Het idee voor deze reünie ontstond spontaan in juni 2023. Een WhatsApp-groep werd aangemaakt en binnen korte tijd telde de groep meer dan 80 enthousiaste deelnemers. Het leek alsof de 30 jaar tussen 1994 en het heden meteen bij het eerste digitale weerzien wegviel. De datum voor een reünie werd dus snel geprikt, 15 juni 2024 zouden we elkaar weer gaan zien! In de app-groep stroomden ondertussen de verhalen en anekdotes binnen. “Wat leuk, jij ook hier! Hoe gaat het met jou?” en ook de “Wist je dat…” berichten vlogen over en weer, terwijl de zoektocht oud-klasgenoten die misschien ook deel zou willen nemen aan de reünie door velen werd doorgezet. We hadden nog een jaar te gaan, zou iedereen die nu zo enthousiast was ook naar de reünie (durven) komen? Zouden we wel iedereen kunnen bereiken na 30 jaar? Gelukkig hielpen de sociale media een handje mee, alle kanalen werden aangeboord om oud-klasgenoten te contacten. Via Facebook, LinkedIn en zelfs via contact formulieren op websites van bedrijven en instellingen waar een oud-klasgenoot zou moeten werken werden lijntjes uitgegooid.

De verwachtingen waren hooggespannen. Hoe zou het zijn om elkaar na 30 jaar weer te zien? Als organisatie team kregen we steeds meer vertrouwen dat we iets moois gingen neerzetten. Vele uren werden dan ook besteed aan de voorbereiding. De reünie op 15 juni zou een succes gaan worden, zeker toen duidelijk werd dat het aantal aanmeldingen bleef groeien!

Uiteindelijk kwamen maar liefst 55 oud-Erasmianen naar Rotterdam, vanuit heel Nederland en zelfs vanuit het buitenland. Tot het laatst hoopten we dat ook het zonnetje aanwezig zou zijn. Speciaal voor de reünie werden er zonnebrillen in de groen-witte kleuren van het Erasmiaans besteld , bedrukt met de tekst “Erasmiaans Gymnasium 1994-2024”. Naast het thema “30 jaar na het eindexamen” was het doel vooral een ontspannen reünie te organiseren, voor en door oud-Erasmianen. Het weer was het enige waar we geen invloed op zouden hebben.

Na drie decennia was het tijd om weer eens te bladeren door de bladzijden van ons verleden. Ongeveer 30 jaar geleden liepen we door de poorten van ‘onze’ middelbare school, met grootse plannen en ideeën over een toekomst waarvan de een nog rooskleuriger was dan de ander. Eén ding veranderde niet: of we de school nou verlieten met of zonder diploma, we waren en zijn allemaal Erasmianen.

We vroegen daarom iedereen, ook degenen die niet aanwezig konden zijn op de reünie, een bijdrage te leveren aan een nieuw jaarboek, Het 2024 jaarboek. De vorm was vrij, we stelden alleen de vraag “Vertel eens…wat heb jij de afgelopen 30 jaar gedaan?”. In grote getale stroomden gelijk de anekdotes uit de tijd op school binnen, maar ook persoonlijke (aangrijpende) verhalen over de tijd na school. Dit resulteerde uiteindelijk in een prachtig jaarboek, te mooi en te bijzonder om alleen digitaal te verschijnen. Het besluit om dit boek te laten drukken was dan ook snel genomen.

We kregen fantastische hulp van oud-klasgenoten die spontaan (zakelijke) sponsoring aanboden om de reünie in deze vorm mogelijk te maken. De reünie kon beginnen!

Na een feestelijke welkomstborrel, waarbij de meesten toch even onwennig om zich heen keken, was het ijs snel gebroken. Verhalen werden uitgewisseld, de 30 jaren vielen weg, we waren weer wie we waren en daarna zijn geworden.

Na het diner barstte het feest echt los en werd er volop bijgepraat, gezongen en gedanst tot in de late uurtjes. De speciaal samengestelde Spotify playlist met onze muziek uit de jaren 1988-1994, bracht veel nostalgie naar boven en zorgde voor een geweldige sfeer. De foto’s zeggen alles, gelukkig zijn wij nog uit de tijd waarin niet alles wordt gedeeld op social media! Veel later dan verwacht, pas om half drie in de nacht gingen de laatste Erasmianen naar huis en kon het licht uitgedaan worden. Het feest was ten einde, maar wat was het een succes! Wij zien nu al uit naar de volgende reünie!

Deze reünie was meer dan alleen gezellig samenzijn: het was de herkenning van onze gedeelde geschiedenis en de blijvende banden die we als oud-leerlingen van het Erasmiaans Gymnasium hebben. Het bracht ons terug naar een tijd vol dromen en idealen, maar ook naar de realiteit van het leven dat we sindsdien hebben geleefd. We hebben herinneringen opgehaald en nieuwe herinneringen gemaakt, en het was duidelijk dat, ondanks de verstreken jaren, de connectie die we als Erasmianen  hebben, nooit zal vervagen.

Fleur Sweers

Vergroening van het Forum

Het Forum lag er wat verloren bij. Een stenen aanblik, veel wind, te weinig zitplaatsen, geen beschutting en veel geluid. Eigenlijk zou het plein baat hebben bij een volledige nieuwe inrichting, liefst samen met leerlingen ontworpen zodat het voldoet aan hun wensen. Hiervoor ontbraken de middelen. Wel is met een gulle gift vergroening gerealiseerd. Door een samenwerking met Trompenburg Arboretum en Tuinen zorgen de schoolleiding en leerlingen nu samen voor vijftien lindes, die in zogeheten airpots op de bestaande verharding zijn geplaatst. Deze lindes komen uit een onderzoeksproject van de TUDelft, waarbij onderzocht is of bomen bijdragen aan de vermindering van geluidsoverlast. Het antwoord daarop is ja! Dit wordt ook zo ervaren door mevrouw Bovenberg, die vertelde dat de bomen niet alleen de leerlingen en staf een veel groenere en dus fijnere beleving bieden, maar dat het ook behoorlijk scheelt in het geluidsniveau van haar kwetterende pubers.

De airpots waar de bomen in staan, werden in eerste instantie ‘lelijk’ bevonden door de leerlingen, maar het zijn bijzondere potten. Door de kleine gaatjes groeien de wortels naar het zuurstof toe, waarna ze, eenmaal bij zuurstof aangekomen, afsterven. Zo ontstaat een zeer goed doorwortelde kluit, wat de boom grote overlevingskansen biedt als hij in de grond gepoot wordt.

Naast de vijftien bomen zijn er ook zes banken geleverd door de gemeente, zodat er meer zitplekken zijn. De opstelling van de bomen is samen met een aantal leerlingen ontworpen en ze blijven ongeveer een jaar, zo is nu het plan. Wellicht dat er ondertussen een definitief plan bedacht kan worden!

Door: Els Leclercq

Voor meer informatie over Trompenburg Arboretum en Tuinen: https://trompenburg.nl

Eras uitgespeeld

Door Rosalie Boddé, eindexamenjaar 2023

Delft, Rotterdam, Nijmegen, Leiden of toch Groningen? Universiteit of liever hbo of mbo? Ga je bij een vereniging, en zo ja, welke dan? Op kamers, ja of nee? En weet je zeker dat je dit jaar al wilt studeren en geen tussenjaar neemt? Om niet eens te beginnen over hoe ingewikkeld DUO, Studielink en alle mailtjes van de universiteit zijn. Tijdens mijn hele tussenjaar heb ik net als vele andere Erasmianen, die dit jaar eindexamen hebben gedaan, tegenover dit soort vraagstukken en problemen gestaan. Naast de vele beslissingen die er gemaakt moeten worden, spelen er ook andere dingen in ons leven. Je bent net (of bijna) achttien jaar en krijgt een heleboel nieuwe verantwoordelijkheid op je bordje. Wat je na de zomer te wachten staat weet je niet, en belangrijker nog, wie je na de zomer te wachten staat, weet je ook niet. Waar vijf dagen per week de grootst mogelijke afstand tussen jou en je vrienden de afstand tussen lokaal 004 van Kramer en lokaal 227 was, verspreiden jullie je nu als een koffievlek over Nederland (en wie weet wel verder). Dat is eng.

Het moment dat het voor het eerst tot me doordrong dat we allemaal een andere kant op zouden gaan, herinner ik me nog goed. Het was Koningsdag 2023 en ik was met een van mijn goede vriendinnen op een feest van Augustinus, voor haar een voorproefje op het studentenleven in Leiden. Na een lange middag feest, barstten we beiden middenin een pizzeria in tranen uit. Het magische studentenleventje dat nog heel ver weg leek, werd ineens heel echt en de realisatie dat we niet wisten hoe alles zou gaan lopen kwam flink binnen. Hoewel je weet dat je de leukste jaren van je leven gaat hebben, moet je ook afscheid nemen van je jonge jaren op het Erasmiaans, die tót dat moment op hun eigen manier de leukste van je leven waren.

Tips en tricks voor hospiteeravonden, brakke vrijdagen en het leren voor alle tentamens kan ik jullie nog niet geven. Wat ik jullie wel kan vertellen, is dat je je geen zorgen hoeft te maken. Het feit dat de voordeur sluit, hoeft niet te betekenen dat de achterdeur niet nog op een kiertje staat. Zelfs na mijn jaar in het buitenland was het eerste avondje met iedereen in Nederland weer als vanouds. Dezelfde stomme grappen die gemaakt werden door dezelfde geweldige mensen om me heen: daar hoef je elkaar niet dagelijks voor te spreken. Er staat alweer een datumprikker in de groepsapp voor ons maandelijkse etentje, en de stedentripjes van deze zomer zijn al geboekt. De mensen waar je zo’n groot deel van je tienerjaren mee hebt gespendeerd, zijn niet zomaar van de aardbodem verdwenen wanneer ze naar een andere stad verhuizen. En die wereld die nu ontzettend groot lijkt, is toch een stuk kleiner dan je denkt.

Voor alles wat er de komende maanden komen gaat heb ik totaal geen zenuwen meer. De kans is groot dat mij dat het vreemde eendje in de bijt maakt, maar misschien ben ik daarom juist de persoon die nieuw licht op de situatie kan schijnen. Zes jaar geleden, toen we op z’n Erasmiaans werden geïnaugureerd en voor het eerst onze klasgenoten ontmoetten, stuk voor stuk jong, onzeker en onwetend, stonden we allemaal met knikkende knietjes in een grote kring ons voor te stellen. Ik durf er mijn hand voor in het vuur te steken dat geen van ons had voorzien wat een mooie tijd we zouden beleven met zo’n fantastische groep mensen. Nu ik terugkijk op dit soort momenten, kom ik al snel tot de conclusie dat die spanning nergens voor nodig was; we zijn allemaal op onze pootjes terecht gekomen.

Dat was ‘m dan mensen, je middelbare schooltijd! Het Erasmiaans hebben we nu wel uitgespeeld, dus is het tijd voor nieuwe plekken, nieuwe mensen en nieuwe ervaringen. Het is einde van een tijdperk, een verlossing die voor sommigen niet snel genoeg kon komen, het begin van je grotemensenleven. Althans, je bent nu meer een soort puber met verantwoordelijkheden. Aan iedereen voor wie dit stuk niet voelt als een trip down memory lane, maar harde realiteit is, wil ik het advies geven dat ik graag aan elfjarige Rosalie had willen meegeven, hetzelfde advies dat ik mezelf nu wéér geef: Maak je niet zo druk. Vergeet er vooral niet van te genieten.

Historische foto: Hockeyclub Gymnasium Erasmianum 1940

Wie staan op deze foto?

In 1936 richtte de geliefde aardrijkskundedocent Han van Zuylen op het Erasmiaans Gymnasium een hockeyclub op: de Rotterdam Mixed Hockey Club Gymnasium Erasmianum (R.M.H.C. G.E.). Het lidmaatschap was populair: op 1 juni 1939 had de club 98 leden, 42 meisjes en 56 jongens. Dit op een schoolpopulatie van zo’n 320 leerlingen. De interesse was zelfs nog groter, maar een aantal aanmeldingen moest worden afgewezen door een “gebrek aan speelvelden”. In januari 1940 werd dit euvel opgelost: “na eindeloze besprekingen” mocht R.M.H.C. G.E. de nieuwe sportvelden in het Museumpark gebruiken.

De dagelijkse leiding was in handen van leerlingen. Zij namen hun taken serieus: er waren algemene ledenvergaderingen, statuten en een huishoudelijk reglement. Sportief succes was er ook. In het schooljaar 1938-1939 schreef de hockeyclub drie elftallen in voor de competities van de Zuid-Hollandse Hockey Bond (Z.H.H.B.). Het resultaat was “overweldigend”, zo staat in Tolle Lege: alle drie de elftallen werden kampioen.

Vijf elftallen van de Erasmiaanse hockeyclub R.M.H.C. G.E. bij het paashockeytoernooi van 1940. Op deze foto staan 67 Erasmianen. Van 10 leerlingen weten we wie ze zijn. Van 24 leerlingen weten we dat ze op deze foto staan, maar niet wie ze zijn. Herken jij iemand op deze foto? Speciale aandacht voor het meisje met de vlechten op de tweede rij: oorlogsslachtoffer Sonja de Jongh? Oorlogsslachtoffer Annet Fransman?

Lees wie al geïdentificeerd zijn op de foto en bij welke namen we nog een gezicht zoeken:

Paashockeytoernooi 1940 – aan de vooravond van de oorlog

De foto, van vijf elftallen van hockeyclub G.E. bij het Paashockeytoernooi in 1940, is opgenomen in het boek Het Erasmiaans Gymnasium in de Tweede Wereldoorlog – Herinneringen van oud-leerlingen (2003). Een pregnante foto, want nog geen twee maanden later zou Duitsland Nederland binnenvallen. Gerk Oberman, rechts op de achterste rij, in gestreept shirt, was dienstplichtig en werd opgeroepen, een maand voor zijn eindexamen. In maart 1945 zou hij gefusilleerd worden als verzetsstrijder. De meisjes Clara Haagman, Dora Sanders, Ineke Bosman en Liesbeth Levie, allen op deze foto, mochten na de zomer van 1941 niet terugkeren naar het Erasmiaans omdat ze Joods waren. Jan Witkop, nog niet geïdentificeerd op deze foto, zou in 1944 omkomen bij een geallieerd bombardement op Berlijn.

Onbekend Joods oorlogsslachtoffer – wie is zij?

Graag jullie speciale aandacht voor het meisje met de lange vlechten. Op de hockeyfoto zit zij op de tweede rij van voren, derde van links. Ik vermoed dat het gaat om Sonja de Jongh (Monaco, 16 juni 1927 – Auschwitz, 3 september 1943) of Annette Lena Fransman (Rotterdam, 12 juli 1927 – Sobibor, 21 mei 1943). Beide meisjes worden op het Erasmiaans nog elk jaar herdacht. En van beide meisjes is geen enkele foto bekend. Daarom zou ik het onbekende meisje graag identificeren.

Na de zomer van 1941 moesten alle Joodse leerlingen van school. De gemeente Rotterdam richtte Joodse scholen voor hen op. In – vermoedelijk – klas 3 gymnasium zat een meisje dat sprekend lijkt op het meisje op de hockeyfoto. Het online AI-programma FaceShape bevestigt dat het om hetzelfde meisje gaat. Maar wie is zij?

Links: onbekend meisje op hockeyclub Erasmiaans Gymnasium (1940). Rechts: onbekend meisje op Joods Lyceum Rotterdam, 3 gymnasium (1942).

Een naam en een gezicht

De Erasmianen hieronder zijn al geïdentificeerd op deze foto, mede dankzij oud-leerling Arthur Trijbits:

18      Gerk Oberman

24      Clara Haagman

28      Liesbeth ‘Liesje’ Levie

29      Ineke ‘Kiki’ Bosman

35a    Hayo de Boer

37      Han van Zuylen (docent/coach)

51      Kees Rijks

56      Kees Kodde

62      Tjomme Kingma Boltjes

66      Dora ‘Do’ Sanders

Wel een naam, geen gezicht

Van de Erasmianen hieronder weten we met zekerheid dat zij op deze foto staan, maar weten wij niet wie zij zijn:

Mini Maranesi, Enny Flieringa, Poele en Tine van Asselt, Eyvor de Miranda, Mieke Koomans, Mieke Hudig, Marianne Hoetink, To de Roo de la Faille, Nel van den Dorpel, Corry Dröge, Henny van Steeden, Buut Leopold, Freek Frets, Jan de Man, Paul Ruoff, Jan van Leeuwen, Jan Witkamp, Jan van Oosten Slingeland, Johan Viergever, Rieuwert Kok, Kees Punt, Rudy Fockens en Bertus Looy.

  • Herken je iemand op deze foto?
  • Ken je nabestaanden van deze Erasmianen?
  • Of vind je het leuk om wat puzzelwerk te doen? We hebben Erasmiaanse portretten uit 1937 en 1938 mét een naam erbij. Kwestie van naast elkaar leggen en goed kijken – jouw hulp is welkom!
  • We zijn ook nog op zoek naar het origineel. Wie kan helpen?

Graag horen we van je via historischekring@erasmiaans.nl.

Anne Schram Ouweneel (eindexamenjaar 1990)

Bronnen:

  • Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Databank sport, ‘Gymnasium Erasmianum (G.E.)’ (z.d.).
  • Stadsarchief Rotterdam, archief 62, inventaris 604: Tolle Lege; Maandblad voor het Gymnasium Erasmianum (februari 1939), 71-72.
  • Stadsarchief Rotterdam, archief 62, inventaris 604: Tolle Lege; Maandblad voor het Gymnasium Erasmianum (juni 1939), 39.
  • ‘Stamboom’, in Het Vrije Volk (15 januari 1981).
  • Schram Ouweneel, A., ‘Het vergeten verhaal van het Joods Lyceum Rotterdam, 1941-1943’, in Rotterdams Jaarboekje (Rotterdam, 2023), reeks 13, jaargang 1, 206-227.
  • Van der Pol-Schilthuis, Isabel, ‘Op stap met onze docent aardrijkskunde’, in Schram-Ouweneel, A. & J. van Oostendorp (reds.), Het Erasmiaans Gymnasium tijdens de Tweede Wereldoorlog; Herinneringen van oud-leerlingen (Rotterdam 2003), 160.

Autobiografie van een flat

“De eerste keer dat ik na zoveel jaar het huis weer binnenstapte was alles anders en alles hetzelfde. Ik was een ademtocht verwijderd van waar ik ooit negentien jaar geleefd had, als kind en jongen. Meer nog, ik was die jongen, de tijd versprong, je zou zeggen in een seconde maar ik bedoel op hetzelfde moment. Ik tuimelde achteruit, ruggelings het licht in.”

Deze zinnen staan achterop het behoorlijk autobiografische boek dat ik onlangs publiceerde: Autobiografie van een flat.

Die jongen die daar in de flat werd geboren en opgroeide, die jongen zat op het Erasmiaans. Klaas Taselaar vroeg me er iets over te schrijven. Nog niet zo eenvoudig want nu juist over het gymnasium schrijf ik nauwelijks. Wel is een constante de niet bij name genoemde school tegenover de flat, waarin de goede lezer het Libanon Lyceum zal herkennen. ‘De geluiden van en om een school hebben iets hoopgevends’ schrijf ik halverwege, en op de slotbladzijde lopen jongens en meisjes uit de zesde klas met tassen en plastic zakken naar een bus, kennelijk klaar om op werkweek te gaan. Nog twee maanden en het is zover. Dan zullen ze het grasveldje voor de flat op stormen, zingend, schreeuwend, boekentassen in de lucht gooiend. En de school zal de vlag hijsen, ze zullen hun bevrijding vieren. Nooit meer huiswerk, nooit meer onverwachte repetities, voorgoed voorbij, tot op de reünie. Er gaat iets weldadigs uit van zo’n touringcar vol leerlingen, iets onverzettelijks. Vermoedelijk zijn de eerste liederen al aangeheven, de eerste boterhammen en appels al uitgepakt. De overmoed van op reis te zijn, het volkomen gebrek aan heimwee, wat een geluk rijdt daar de straat uit.

Volkomen gebrek aan heimwee, dat geldt niet voor dit boek. Maar het zijn niet de melancholie, niet het heimwee, niet de weemoed die de grondtoon vormen van wat ik schreef, al valt niet te ontkennen dat alle drie aanwezig zijn. Het is een poging om het verleden te veroveren op de tijd, zoals Het Parool schreef. Een poging om het geluk en het ongeluk in een zinvol perspectief te zetten. Maar nee, schrijven is toch nog wat anders. Schrijven is ‘laat nadenken’, schrijven is de schimmen die door de kamers lopen vanaf het moment dat ik mijn ouderlijk huis weer in bezit had en achter mijn blocnote (38 regels, ballpoint van caran d’ache, vulling blauw, breed) ging zitten, om die schimmen in een ‘gedroomd verband’ te krijgen. Alles associatief, alles niet voorzien, alles veroorzaakt door de flat die onverwacht weer opdook in mijn leven. Ouders, broer, gedeelde liefde, beste vriend, ziekte en dood, allemaal met en naast elkaar, en allemaal in het licht van een nooit vergeten gelukkige tijd. De oorlog in een straat met twintig gezinnen met jonge kinderen (ik ben van na de oorlog overigens), mijn ouders trouwden in mei 1941, en gingen wonen in het zwaar verwoeste Rotterdam. Voor een paar maanden huurde ze een flat, daarna zouden ze wel een echt huis gaan zoeken, de flat waarin mijn moeder bijna zeventig jaar later zou overlijden. Die oorlog speelt natuurlijk ook een rol, kan niet anders. Maar zelfs in die oorlog werden baby’s geboren in de straat, was er een zeldzame solidariteit, waren er geluksmomenten zoals al die mensen veel later zouden zeggen: het was de gelukkigste tijd van mijn leven.

Al schrijvend ontstond het boek, hoorde ik de verhalen van mijn ouders weer, las ik brieven en agenda’s, ontrolde zich als vanzelf de oude tijd, die nieuw werd.

Vreemd, hoe de tijd niets te maken heeft met de klok.

Otto de Kat/Geurt Gaarlandt

Autobiografie van een flat verscheen bij Uitgeverij Van Oorschot

Pagina 1 van 5

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén